Een tijd geleden kwam ik het onderstaande citaat tegen:

“Een fietser is een ramp voor de nationale economie: hij koopt geen auto’s en leent geen geld om te kopen. Hij betaalt geen verzekeringen. Hij koopt geen brandstof en betaalt niet voor benodigd onderhoud en reparaties. Hij hoeft niet betaald te parkeren. Hij creëert geen serieuze ongelukken. Hij heeft geen brede snelwegen nodig. Hij wordt niet dik. […] Niets wordt toegevoegd aan het BBP (Bruto Binnenlands Product).”

Het citaat wordt toegewezen aan een bankdirecteur. Ongeacht de betrouwbaarheid van het citaat, zit er een sterke kern van waarheid in. Het illustreert wat we allemaal ergens wel weten: iets kan goed zijn voor de economie, maar niet voor de mens. En vice versa.

Het BBP viert bijna zijn negentigste verjaardag. Hoewel economische groei historisch gezien uitzonderlijk is, en zelfs de zogenoemde ‘Gouden Eeuw’ naar schatting een economische groei kende van slechts 0,2% per jaar, zijn we in de afgelopen decennia gewend geraakt aan het idee dat economieën een cijfer hebben dat welhaast móet groeien. Ten minste, als we willen voorkomen dat ons wereldwijde, complexe, geïntegreerde economische systeem vol van groeiverwachtingen en daaraan gekoppelde schuldpapieren als een kaartenhuis ineenstort.

Economische waarde ≠ nuttigheid

Desalniettemin heeft dit cijfer een aantal flinke tekortkomingen. Het is een kwantitatieve metriek. Maar kwantiteit betekent niet hetzelfde als nut (of utiliteit). Sterker nog: kwantitatieve groei kan gestimuleerd worden door verminderde utiliteit. Een concreet voorbeeld: IJslander B.V. maakt speeltoestellen voor verschillende leeftijdsgroepen. Als kinderen ouder worden spelen ze niet langer met de toestellen voor de jongere kinderen. Gevolg: de utiliteit van die speeltoestellen gaat omlaag. Het bedrijf heeft daarom een ‘click ’n play’-systeem ontwikkeld waarmee speeltoestellen eenvoudig kunnen rouleren. Zo kunnen speeltuintjes snel aangepast worden aan veranderende demografische omstandigheden. De benutting of speelwaarde gaat dus omhoog, maar omdat er minder speeltoestellen nodig zijn voor dezelfde speelwaarde, leidt het tot minder economische waarde.

Op een vergelijkbare manier zien we hoe spullen bewust worden ontwikkeld zodat ze korter meegaan (i.e. geplande veroudering) en niet gedeeld kunnen worden. Of marketeers doen ons geloven dat iets ‘echt niet meer kan’ (i.e. gepercipieerde veroudering).

Het resultaat: op dit moment werken we in Nederland, uitgaande van een modaal inkomen, gemiddeld één dag per week voor de economie. In andere woorden: als we producten zouden (kunnen) kopen die langer meegaan, waar mogelijk deelbaar zijn en bijdragen aan onze kwaliteit van leven, dan gaan onze lasten met 20% omlaag.

Van bezigheidstherapie naar betekenisvolle activiteit

Kwaliteit is het sleutelwoord. Met 20% lagere lasten zouden we bijvoorbeeld 20% minder kunnen gaan werken. Hierdoor kunnen we onze verschillende talenten inzetten voor meer tijd met onze kinderen, het starten van een buurtcoöperatie en/of het beoefenen van hobby. Of we blijven hetzelfde aantal uren werken, maar dan op een lager tempo zodat we minder vatbaar worden voor stress en burn-out.

Betekenisvol werk draagt sterk bij aan kwaliteit van leven. Maar werken voor verspilling is betekenis- noch zinvol. Het is bezigheidstherapie ten dienste van het BBP.

Maar, wat betekent het dan voor de staatsfinanciën als het BBP niet langer groeit? Is de zorg dan nog wel betaalbaar?

“Een economie die minder afhankelijk is van kwantitatieve groei, biedt meer tijd en ruimte voor kwalitatieve groei. Dit resulteert eveneens in een forse afname van land-, materiaal- en energieverbruik, wat nodig is om de aarde leefbaar te houden.”

Ten eerste moeten we begrijpen dat veel zorgkosten vermijdbaar zijn. In Nederland hebben we met twee keer zoveel ziekte te maken als stammen in het mondiale zuiden, die we primitief noemen. Het is ziekte als gevolg van het nuttigen van gefabriceerd eten, stilzitten, het inademen van vervuilde lucht, de inname van micro-plastics, de blootstelling aan synthetische gewasbeschermingsmiddelen, eenzaamheid, maar bovenal stress of burn-outs en de daaruit volgende fysieke ziektes. In andere woorden: welvaartsziekte. En welvaartsziekte is goed te voorkomen. Neem stress: economische groei vereist een voortdurende productiviteitsgroei. Maar onze tijd laat zien dat de productiviteitsgrens voor veel mensen bereikt is.

Ten tweede kunnen we veel van de zorg- en hulpvraag oplossen als we weer meer leren leven in lokale gemeenschappen. Bijvoorbeeld door coöperaties op te richten. De tijd die we minder besteden aan betaald werk, kunnen we gebruiken voor deelinitiatieven. Dit leidt eveneens tot meer spontane ontmoeting, meer tijd, aandacht en minder eenzaamheid.

Een economie die minder afhankelijk is van kwantitatieve groei, biedt meer tijd en ruimte voor kwalitatieve groei. Dit resulteert eveneens in een forse afname van land-, materiaal- en energieverbruik, wat nodig is om de aarde leefbaar te houden. Zo is alles en iedereen erbij gebaat. In de wetenschap wordt gesproken over postgroei. Het tijdperk waarin BBP-groei niet langer als natuurwet wordt beschouwd. Evenzo spreken we vanuit Sufficiency over postgroei en brede welvaart in een zoektocht naar economisch beleid dat bijdraagt aan meer kwaliteit van leven.

Lokaal zien we tal van tekenen van een parallel universum gericht op brede welvaart: initiatieven waar spullen geleend kunnen worden, repair cafés, bedrijven als Repeat die elektronica maken met een levenslange garantie, community supported agriculture en ga zo maar door. Een hogere kwaliteit van leven kan, met beleid dat voedt wat we graag zien groeien.

Dr. Matthias Olthaar is lector Green Economics & Process Optimization aan NHL Stenden Hogeschool. Hij schrijft, spreekt en adviseert over brede welvaart, selectieve groei en postgroei. Hij droeg bij aan het boek ‘Er is leven na de groei’ en is betrokken bij Sufficiency (www.sufficiency.nl).

Sufficiency is een centrum voor onderzoek en advies rondom brede welvaart, bekend van het boek ‘Er is leven na de groei’. Binnen het centrum werken vijftien betrokken professionals met verschillende expertisegebieden samen. We werken aan een gelukkiger Nederland dat binnen de draagkracht van de aarde leeft. Daarover schrijven, spreken en adviseren we. Wij zijn pioniers op het terrein van postgroei en beschikken over de nieuwste inzichten uit de wetenschap en de praktijk over de manieren waarop mensen en organisaties katalysatoren kunnen zijn van de sociaaleconomische veranderingen die de 21ste eeuw van ons vraagt. Zo werken we samen aan een nieuwe balans tussen sociale, ecologische en economische doeleinden.